
Habitat voor fauna
Deze pagina opslaan als PDF?
Een groenblauwe inrichting van het stedelijk gebied biedt kansen voor veel vogels, insecten en andere kleine dieren. Naast faunavoorzieningen aan en op gebouwen stellen bijvoorbeeld vogels en vlinders eisen aan het soort groen en de afstand tot groen. Zo zijn bijvoorbeeld bomen, struiken en water nodig voor een optimale habitat. De habitat moet voldoen aan verschillende eisen, genoemd de 5 V’s: verbinding, voedsel, veiligheid, voortplanting en variatie.
Natuurlijk heeft elk gebied zijn eigen karakteristieken, kansen en onmogelijkheden. Afhankelijk van het onderliggende landschapstype en op basis van inventarisaties van de lokaal aanwezige flora en fauna, kunnen deze ondersteund en versterkt worden.
Aanleiding
Om een gezonde, toekomstbestendige leefomgeving voor mens, plant en dier te creëren en te behouden, moet de natuur een volwaardige plaats krijgen bij de inrichting van de stad.
Door natuurinclusieve maatregelen mee te nemen in (gebieds)ontwikkelingen kan de stad zich ontwikkelen tot een gezonde habitat voor alles wat leeft, mens en dier. Om dat te bereiken ontwikkelen veel steden een eisenpakket op het gebied van natuurinclusief bouwen.
De stad als ecosysteem
In de loop der eeuwen heeft de stad zich ook ontwikkeld tot een leefgebied voor planten en dieren. Uit diverse onderzoeken blijkt dat verrassend veel soorten kunnen leven in het verstedelijkt gebied. Om de biodiversiteit in de stad (lees meer in de inleiding van Groenblauwe netwerken) te versterken is het belangrijk te kijken naar de eisen die planten en dieren aan hun omgeving stellen. Het betrekken van een stadsecoloog bij het maken van plannen wordt daarom aanbevolen. De lange-termijn kwaliteit van op flora en fauna gerichte maatregelen staat en valt met het passende ecologische beheer en het beheer van de maatregelen moet daarom altijd met de beheerder afgestemd worden.
De vijf V’s:
Voedsel:
Dit zijn bloemen als nectar- en stuifmeelleverancier voor bijen, hommels, vlinders en zweefvliegen, en waardplanten voor vlinders. Een vlindertuin maar ook bloemrijke bermen en oevers, composthopen en voedsel voor kleine zoogdieren en een goede bodemkwaliteit dragen bij aan de habitat van veel soorten.
Veiligheid:
Dit zijn hagen, struiken en bomen die beschutting bieden. Hiervoor is een zekere opbouw in lagen beplanting nodig. De lagen kunnen bomen, struiken, takkenrillen, een dichte kruid laag, bladerhopen en natuurvriendelijke oevers zijn.
Voortplantingsmogelijkheden:
Dat zijn nestvoorzieningen voor vogels, verblijfskasten voor vleermuizen, dakpannen voor mussen, poelen voor padden, insectenstenen en -kasten en broedhopen. En uiteraard is ecologisch beheer van het groen een belangrijke voorwaarde.
Variatie:
Dat betekent afwisseling in de beplanting, verschil in bloeitijd en hoogte, wel en niet bladverliezend en afwisseling in beheer, zoals sinusmaaien en inachtneming van het broedseizoen.
Verbindingen:
Realiseren van groenblauwe structuren om groengebieden met elkaar te verbinden, zoals bijenlandschap, faunapassages en verbindingen voor vleermuizen.
Voor goedwerkende voorzieningen voor flora en fauna zijn maatregelen op alle schaalniveaus nodig, zoals:
- Het inbouwen in het gebouw van specifieke voorzieningen voor specifieke plant- en diersoorten, bijvoorbeeld nestkasten voor mussen en insectenstenen.
- Gebouw gebonden ingrepen zoals groene daken en gevels.
- Gebouw gebonden omgeving en buitenruimte, bijvoorbeeld in de collectieve buitenruimte maar ook in privétuinen.
- Openbare ruimte, bijvoorbeeld in parken, op natuurspeelplaatsen, in bermen langs wegen en in het buurtgroen.
- Groenblauwe structuren, het verbinden en uitbouwen van groenblauwe structuren voor mitigatie van soorten en het creëren van samenhangende leefgebieden.
Beheer
De lange-termijn kwaliteit van op flora en fauna gerichte maatregelen staat en valt met het passende ecologische beheer en het beheer van de maatregelen moet daarom altijd met de beheerder afgestemd worden.
Effectiviteit
Door de inrichting goed af te stemmen op de ondergrond en de omgeving worden de kansen verhoogd op meer biodiversiteit.
Kosten
Goed ecologisch beheer hoeft niet duurder te zijn dan regulier beheer, het vergt wel meer kennis.